GCP Central bestaat inmiddels meer dan 10 jaar. Een tijd waarin we al onze energie, passie en toewijding hebben gestoken in training van de internationale research industrie op het gebied van good clinical practice, ofwel GCP. Zodat wetenschappelijk onderzoek volgens de geldende wetten en regels verloopt. Voor een soepel verloop van begin tot einde. En natuurlijk voor veiligheid en doelmatigheid voor deelnemers en toekomstige patiënten.
Wij ontwikkelen de trainingen voor onze klanten, voor jullie dus. We laten continu zien wat we doen, wat er verandert en waar we naartoe gaan. Maar hoe ervaren jullie onze trainingen? Wat is jullie motivatie om onderzoek te doen? Hoe kijken jullie naar de wet- en regelgeving? Is er weerstand? Zijn de trainingen nuttig? Is de opgedane kennis toepasbaar?
In deze interview serie portretteren we een aantal van jullie. Zo leren wij van jullie ervaringen, maar raken jullie mogelijk ook geïnspireerd door andermans verhaal. We gaan op bezoek bij verschillende onderzoeksgroepen, verschillende ziekenhuizen en mensen met verschillende rollen binnen de wereld van de wetenschap.
De eerste onderzoeker die we spreken is Anne van der Plas, neuroloog in het Alrijne Ziekenhuis. Hij heeft recent een blended WMO GCP training bij ons gedaan. Eerst enkele modules online, gevolgd door een klassikale training op locatie.
En wat meteen opvalt aan Anne is zijn enthousiasme. Enthousiasme over het vak, enthousiasme over zowel onderwijs als onderzoek en enthousiasme over zijn aandachtsgebied binnen de neurologie, bewegingsstoornissen. En voor iemand die zich voornamelijk bezighoudt met bewegingsstoornissen is het wel heel ‘toepasselijk’ dat hij over onderzoek zegt: “echt alle stapjes zijn boeiend!”
Dat zegt hij uit de grond van zijn hart. “Het is goed om met je poten in de modder te staan, d.w.z. dat je weet waar je als arts in de praktijk tegenaan loopt. Dat omzetten in onderzoeksvragen en hypothesen en uiteindelijk te kunnen vaststellen wat een studietraject oplevert.” Hij onderbrak zijn opleiding tot neuroloog om vijf jaar lang promotie onderzoek te doen. Het onderwerp was complex regionaal pijn syndroom (CRPS). Daar had hij weinig praktijkervaring mee, maar die tijd was goud waard. Hij plukt er nog steeds de vruchten van, omdat hij andere artikelen beter kan lezen, “er doorheen lezen en niet alles voor zoete koek aannemen”. En als uit al je onderzoeken maar één positief resultaat komt, “dan krijg je daar ook een dikke huid van”.
“Wat ik leuk vond, is hoe jullie het opgezet hebben, je wordt écht betrokken om na te denken over het onderwerp.”
Tijdens zijn promotie traject doet Anne de BROK (Basiscursus Regelgeving en Organisatie voor Klinisch onderzoekers). Na het afronden daarvan heeft hij ruim 10 jaar geen GCP scholing meer gehad. Tot hij afgelopen jaar bij ons een training doet. Hij ziet grote verschillen. Bij de BROK was de druk groot om het examen te halen en was het destijds meer hard copy doorlezen. Dit in tegenstelling tot wat hij over onze GCP training zegt: “Wat ik leuk vond, is hoe jullie het opgezet hebben, dat je aan de hand van vragen op een interactieve manier geconfronteerd wordt met hiaten in kennis. Je wordt meer betrokken om na te denken over het onderwerp. En zeker aan de hand van foute antwoorden denk je ‘o ja, maar hoe zit het dan ook alweer?’. Je wordt veel meer getriggerd.”
Anne is erg enthousiast over onze GCP training. Training die hij in de afgelopen 10 jaar niet gedaan heeft, omdat hij vooral zijdelings betrokken was bij werving van patiënten voor ‘andermans’ onderzoek. Hierbij had hij zo z’n voorwaarden, waardoor hij ook betrokken was bij de hele data analyse et cetera. De onderzoeker heeft dus wel kennis en ervaring, alleen was nog niet GCP gecertificeerd. Nu heeft hij dat GCP certificaat wel nodig, omdat de samenwerking met het CHDR (Centre for Human Drug Research) intensiever wordt en hij meer onderzoek zelf wil gaan initiëren. En met het GCP certificaat op zak gaat Anne zijn GCP kennis actief bijhouden door zelfstudie in te plannen en door deze natuurlijk ook in de praktijk in te zetten. Als hij terugdenkt aan zijn tijd in het LUMC dan herinnert hij zich de ondersteunende website met stroomdiagrammen, die je helpen het juiste ‘pad’ te vinden ter voorbereiding op de studie die je wilt opzetten met links naar benodigde formulieren. Daar ziet hij in het Alrijne Ziekenhuis nog ruimte voor verbetering, want hij ervaart “het achterhalen van gelinkte wet- en regelgeving wel als stroperig”. Daarbij wil hij ook wel aangeven dat er altijd laagdrempelig overleg mogelijk is met de wetenschapscoördinator van het Alrijne Ziekenhuis, Menno Benard. Verder ervaart deze dokter nauwelijks weerstand en is hij nog nergens tegenaan gelopen. Tijdens zijn promotie onderzoek worstelde hij soms met het kunnen onderscheiden van ongewenste gebeurtenissen, zoals serious adverse events versus severe adverse events. Daarbij wist hij dan de juiste mensen om hulp te vragen en hij onderschrijft hierbij het belang van een goed onderzoeksprotocol. “Dan heb je een procedure die je kan volgen, en de wet- en regelgeving zit daarin al verweven.” Dan kan je de stappen gewoon volgen.
“Voor de 2e helft van mijn carrière zie ik méér wetenschap doen als een mooie vervolgstap.”
In de plannen die Anne heeft om wetenschappelijk onderzoek in het Alrijne Ziekenhuis meer aandacht te geven, wil hij ook jonge dokters gaan betrekken, hen meer stappen te laten zetten in de wondere wereld van onderzoek doen. Als opleider is hij verantwoordelijk voor de arts-assistenten die in opleiding zijn tot neuroloog. Maar de arts-assistenten die nog niet in opleiding zijn wil hij een parttime constructie aanbieden, waarin naast patiëntenzorg ook tijd wordt vrijgemaakt voor het verrichten van wetenschappelijk onderzoek. Met een dergelijk CV vergroot het voor deze jonge dokters wellicht ook de kansen om elders in opleiding te komen tot neuroloog, huisarts of een andere specialist. De jonge dokters zullen dan ook een GCP training volgen. Anne praat gepassioneerd over onderwijs en het opleiden van de nieuwe generatie collega’s. En toch: “Zo halverwege mijn carrière zijn mijn dagen vooral gevuld met onderwijs en zorg. Voor de tweede helft van mijn carrière zie ik uitbreiding of transitie naar meer wetenschap doen als een mooie vervolgstap.”
Hij wil de wetenschap ook inzetten om de zorg toekomstbestendig en betaalbaar te maken. Anne geeft hier een mooi voorbeeld van. Hij werkt veel samen met specialisten ouderengeneeskunde in de omgeving, met hierbij speciale aandacht voor Parkinsonpatiënten. Zoals in veel vakgebieden in de zorg gaat nu veel van zijn aandacht naar het creëren van zorgpaden, die ervoor moeten zorgen dat mensen langer thuis kunnen blijven wonen. Daarbij denkt ook een manager zorgtransformatie van het Alrijne mee met als inzet om middels PROMs en PREMs te toetsen of innovatieve maatregelen daadwerkelijk van meerwaarde zijn. “Dus automatisch probeer je in je verbeterplannen al de wetenschap te betrekken. Want voor een financiële ondersteuning van dergelijke projecten moet je met harde cijfers komen. Dat missen we nu nog vaak. Je krijgt pas de handen op elkaar als je laat zien: ‘het scheelt het ziekenhuis zoveel’ of ‘de kwaliteit van leven verbetert er door, maar bespaart ook nog eens zoveel.”
“Gedegen wetenschappelijk onderzoek is niet alleen wat in de grote bladen komt, maar ook de kleine stapjes die nodig zijn om een groot zorgprobleem op te kunnen lossen.”
Naast zijn wekelijkse bezoeken aan een verpleeghuis met een revalidatie-unit voor Parkinsonpatiënten, spreekt Anne ook regelmatig huisartsen. Dan gaat het vaak over de jaren waarin zij patiënten zien met klachten, zoals obstipatie of slaapproblemen, die later een eerste uiting blijken te zijn van Parkinson, de zogenaamde premotore symptomen. Dit is nu nog minder relevant, maar wanneer er behandelingen beschikbaar komen die daadwerkelijk invloed hebben op het ziektebeloop, dan wordt het wel belangrijk om deze mensen al in die vroege fase te identificeren als potentiële Parkinsonpatiënten. Hierin ziet Anne ook wetenschappelijk onderzoek als essentieel en herkent hij deze zelfde overtuiging bij veel huisartsen. Opnieuw een mooi voorbeeld van onderzoeksvragen die voortvloeien vanuit dagelijkse praktijkervaring. Die samenwerking met zoveel verschillende mensen en disciplines ziet Anne als één van de mooiste onderdelen van zijn vak. Hij staat open voor de feedback en de meningen van anderen. Of het nou gaat om advies van zijn promotor over zijn carrière pad, of om input vragen aan collega’s in het verpleeghuis over hoe zij klinische vraagstukken zouden aanvliegen. Hij laat het allemaal meewegen in de beslissingen die hij neemt. Zo draagt elke input, hoe klein ook, bij aan de mooie carrière die Anne zowel achter als voor zich heeft. Net zoals elk onderzoek, hoe klein ook, bijdraagt aan de wetenschappelijke kennis die we samen vergaren. Daar sluit de laatste quote van Anne mooi bij aan: “Gedegen wetenschappelijk onderzoek is niet alleen wat in de grote bladen komt, maar ook de kleine onderzoeksprojecten zijn erg belangrijk. Kleine stapjes die nodig zijn om een groot zorgprobleem op te kunnen lossen. En echt alle stapjes daarvan zijn boeiend!”
Anne van der Plas waardeert onze GCP training vooral:
- omdat het op een hele leuke manier gedaan wordt.
- om de lay outs, van zowel de e-learning als de klassikale les, die heel erg duidelijk zijn.
- om de tijdsduur, die prima is. “Ook al schrik je altijd wel even om die paar uur aan voorbereiding te besteden. Gelukkig had ik een dagje vrij…”
- omdat het allemaal veel beter blijft hangen op deze manier, dan om alleen maar te stampen voor een examen. Als opleider wordt hij ook getraind om kennisoverdracht te bevorderen en hij ziet hiervan principes terug in onze training.
- omdat hij van plan is de GCP kennis te gaan onderhouden. Anne heeft een zelf-studie-schema, waarin elke week een onderwerp wordt ingepland om zich in te verdiepen. Daar is GCP nu dus aan toegevoegd.
- Dat de trainingen van GCP Central een jaar open blijven staan is super fijn en helpend daarbij.